Voortgang in het zzp-dossier

Op 16 december 2022 hebben de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst beide Kamers met een voortgangsbrief geïnformeerd over de stand van zaken in het zzp-dossier. In de voortgangsbrief zijn de verschillende maatregelen uiteengezet die het kabinet wil treffen op het gebied van werken met en werken als zelfstandige. Er zullen langs drie lijnen maatregelen worden getroffen om de balans te herstellen en de regels rondom het werken met en als zzp’er toekomstbestendiger te maken.  In dit artikel geven we een overzicht van de belangrijkste maatregelen die het kabinet op dit vlak wil gaan treffen.

Lijn 1: het creëren van een gelijker speelveld tussen werknemers en zelfstandigen door het verkleinen van de verschillen tussen werken in loondienst en werken als zzp’er

Het kabinet wil dit bereiken door het nemen van de volgende maatregelen:

      1. fiscale maatregelen (waaronder een versnelde stapsgewijze afbouw van de zelfstandigenaftrek en afschaffing van de fiscale oudedagsreserve);
      2. een nader uit te werken verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor
        zelfstandigen;
      3. mogelijkheid tot collectief onderhandelen door zzp’ers;
      4. versterking van de positie van zzp’ers in de Sociaal-Economische Raad.
Lijn 2: verduidelijking regels bij de beoordeling van de arbeidsrelatie (wordt er gewerkt als zelfstandige of als werknemer?)
    1. Het kabinet wil het zogenoemde gezagscriterium (‘werken in dienst van’) verduidelijken door het vastleggen van de regels die hierover in de rechtspraak zijn ontwikkeld. Het gaat om de volgende drie hoofdelementen die – net zoals dat nu ook geldt – in onderlinge samenhang moeten worden beoordeeld:
          1. Materieel (‘klassiek’) gezag: worden er instructies gegeven en toezicht gehouden op het werk?
          2. Organisatorische inbedding: is het werk organisatorisch ingebed in de organisatie? Van organisatorische inbedding is sprake als de werkzaamheden een wezenlijk onderdeel  zijn van de  bedrijfsvoering (bijvoorbeeld lesgeven op een school of verpleegwerkzaamheden in een ziekenhuis).
          3. Zelfstandig ondernemerschap: is er sprake van zelfstandig ondernemerschap? Dat is een contra-indicatie voor het bestaan van een arbeidsovereenkomst. Om deze vraag te beoordelen, kan worden gekeken naar elementen die daarvoor in het Handboek Loonheffingen worden genoemd zoals:
            • het uitvoeren van werk op basis van een resultaatsverplichting;
            • hogere beloning dan personeel dat werkt op basis van een arbeidsovereenkomst;
            • specifieke kennis en expertise van de werkende en eigen bedrijfsmiddelen.
    2. Daarnaast wordt er gewerkt aan een rechtsvermoeden van een arbeidsovereenkomst gekoppeld aan een uurtarief. Bij een tarief onder een bepaalde norm gaat dan een rechtsvermoeden van ondernemerschap gelden. De hoogte van deze tariefgrens wordt nog onderzocht.
Lijn 3: verbetering handhaving

Op dit moment geldt er een ‘handhavingsmoratorium’. Er wordt door de Belastingdienst alleen corrigerend opgetreden in het geval van kwaadwillendheid en er sprake is van opzettelijke evidente situaties van schijnzelfstandigheid. Het kabinet wil dit handhavingsmoratorium uiterlijk op 1 januari 2025 volledig opheffen en heeft als doelstelling dat in aanloop naar het moment van opheffen de handhaving door de Belastingdienst ‘zoveel als mogelijk genormaliseerd gaat worden’. Daarmee wordt bedoeld dat de handhaving plaatsvindt volgens de algemene Uitvoerings- en Handhavingsstrategie van de Belastingdienst. Het uitgangspunt van deze strategie is dat burgers en bedrijven ‘zoveel mogelijk uit zichzelf de regels naleven, zonder dwingende en kostbare acties van de zijde van de Belastingdienst’. Wel heeft de Belastingdienst de controlecapaciteit inmiddels uitgebreid.

Conclusie

Wanneer deze voorgenomen maatregelen door het kabinet worden doorgevoerd, staan er voor zzp’ers en ondernemers die met zzp’ers werken de nodige veranderingen op stapel. Met name het toevoegen van het criterium ‘organisatorische inbedding’ aan het kwalificatievraagstuk zou een belangrijke wijziging zijn. De plannen uit de voortgangsbrief moeten echter nog in wetgeving worden omgezet. De verwachting is dat er tegen de zomer van 2023 een wetsvoorstel ligt. We houden u op de hoogte!

Heeft u vragen over dit onderwerp? Neem dan contact op met Lise van den Heuvel (06-234 922 48).

Dit artikel is gepubliceerd in de Nieuwsbrief Vestius van februari 2023