SER-Advies opmaat voor (weer) nieuwe wetgeving rondom werk

De sociale partners hebben elkaar gevonden in een gezamenlijk advies aan het nog te vormen kabinet. Zodra de formatiepuzzel is gelegd kan de coalitie niet om het SER-advies heen nu werkelijk alle werkgeversorganisaties en vakbonden het hebben bekrachtigd. De kans dat het wordt omgezet naar wetgeving is aanzienlijk.  Wij geven u de belangrijkste punten:

1. Geen versoepeling ontslagrecht

De SER volgt weliswaar grotendeels het rapport van de commissie Borstlap, die begin vorig jaar adviseerde over toekomstige regels rond werk, maar er is een groot verschil: de commissie Borstlap wilde ook het werkgeverschap aantrekkelijker maken. Dat zou dan op onderdelen ten koste gaan van werknemersrechten. Het SER-advies laat die werknemersbescherming ongemoeid en gaat bijvoorbeeld niet over tot versoepeling van het ontslagrecht.  Sterker nog, de 3x3x6 regel wordt teruggebracht naar een 3×3 regel. In 3 jaar mogen nog steeds 3 tijdelijke contracten worden aangegaan, maar de huidige onderbrekingstermijn van 6 maanden komt te vervallen – een uitzondering zijn studenten en scholieren (zes maanden) en seizoenarbeiders (drie maanden) -, zodat structurele tijdelijkheid van werk bij dezelfde werkgever niet meer mogelijk is. Afwijken bij CAO zal niet meer mogelijk zijn.

2. Wat wordt wel versoepeld?
  • Werkgevers hoeven geen transitievergoeding te betalen als ze een werknemer van werk-naar-werk helpen.  De sociale partners zeggen toe een ‘dekkende dienstverlening’ op te zetten voor de van-werk-naar-werk-route.
  • Als het economisch slecht gaat, mag een bedrijf al zijn werknemers dwingen om minder te gaan werken, tot maximaal 20 procent minder uren. Werknemers krijgen wel hun volledige loon doorbetaald. Een kwart van de niet-gewerkte uren betaalt de werkgever zelf, de rest wordt vergoed, bijvoorbeeld uit een fonds.
  • De loondoorbetalingsplicht voor de werkgever blijft in stand in het geval van ziekte, maar de re-integratieplicht wordt versoepeld. Middels een verzekering kunnen werkgevers deze verantwoordelijkheid en bijbehorende verplichtingen overdragen.
3. Rem op flexwerk
  • De grote overlap tussen de SER en de commissie Borstlap zit hem in de wens flexwerk minder aantrekkelijk te maken, zodat werkgevers het alleen nog gebruiken als ze het écht nodig hebben, in jargon de ‘piek- en ziekmomenten’ genoemd – maar niet om ‘te concurreren op arbeidsvoorwaarden’, aldus de SER.
  • Gebruik van het uitzendbeding (fase A) wordt wettelijk beperkt tot 52 weken (in plaats van 78 weken, geen afwijking mogelijk bij CAO). Ook fase B wordt beperkt (maximaal zes contracten in twee jaar) en de arbeidsvoorwaarden van uitzendkrachten moeten gelijkwaardig zijn aan die van werknemers in dienst bij de inlener.
  • Oproepcontracten, inclusief de nulurencontracten, moeten verdwijnen en worden vervangen door ‘basiscontracten’, waarin een minimaal aantal werkuren per kwartaal is vastgelegd. Ook hier geldt een uitzondering voor studenten en scholieren.
4. Strijd tegen schijnzelfstandigheid

Onder een schijnzelfstandige wordt verstaan iemand die als ZZP-er werk verricht dat gebruikelijk door iemand in loondienst wordt gedaan in sectoren waar de tarieven laag zijn, zoals bij maaltijd- en pakketbezorgers. De SER wil de juridische beoordeling of er sprake is van schijnzelfstandigheid makkelijker maken voor iedereen die een relatief laag tarief heeft, onder de 30 à 35 euro. Die groep moet als werknemer worden beschouwd. Daarnaast worden zelfstandigen verplicht zich te verzekeren tegen langdurige arbeidsongeschiktheid. Verder wordt de zelfstandigenaftrek afgebouwd.

Heeft u vragen over dit onderwerp? Neemt u dan contact op met Michiel van Haelst (06-55394487).

Dit artikel is gepubliceerd in de Nieuwsbrief Vestius van juli 2021