Ontslag bestuurder enkele maanden na zijn benoeming

Recent kreeg de kantonrechter te Overijssel een zaak voorgelegd waar de arbeidsovereenkomst van de bestuurder binnen vier maanden na zijn ‘promotie’ tot statutair bestuurder werd opgezegd door de AVA.  Hoewel in de regel de rechtbank bevoegd is tot kennisneming van een geschil tussen een vennootschap en de bestuurder, hadden partijen in deze zaak voorafgaand afgesproken hun geschil – ex artikel 96 Rv – voor te leggen aan  de kantonrechter aldaar.

Wat speelde er?

De bestuurder was sinds 2014 in dienst bij de vennootschap. Op 20 december 2022 is werd hij benoemd tot CFO en statutair bestuurder. Vier maanden later, op 21 april 2023, werd hij uitgenodigd voor een algemene vergadering waarin zijn voorgenomen ontslag op de agenda stond. “De hiervoor te geven reden is dat de aandeelhouder een andere verwachting heeft van de invulling van de functie CFO (en Bestuurder) van de vennootschap.” In een vergadering van 29 april 2023 werd de bestuurder ontslagen. Hij kreeg voor de voeten geworpen dat hij een andere visie zou hebben over hoe de rol als CFO ingevuld dient te worden, dat hij onvoldoende meebeweegt in de fase waar de organisatie zich in bevindt en de daarbij voorkomende veranderingen en dat hij zich onvoldoende conformeert aan het beleid en daarover een verschil van inzicht bestaat. De arbeidsovereenkomst werd opgezegd per 30 juni 2023. De bestuurder ontving alleen een transitievergoeding.

Toekennen billijke vergoeding

Het door de AVA uitgesproken ontslag kan niet meer worden teruggedraaid door de rechter (2:244 lid 3 BW). De bestuurder kan dan alleen nog aanspraak maken op een billijke vergoeding. Deze bestuurder vroeg € 150.000 bruto. Hij noemde het zelfs een vooropgezet plan om hem te benoemen en hem daarna ‘te kunnen lozen’ ten einde kosten te besparen. De rechter gaat in dat laatste verwijt niet mee omdat die kwade vooropgezette bedoeling van de vennootschap zou nergens uit blijken, te meer omdat een interim CFO was aangesteld. Wel is voor de rechter komen vast te staan dat op het moment van de opzegging in april 2023 geen redelijke grond voor opzegging aanwezig was. Een billijke vergoeding komt de bestuurder dan ook toe.

Op het punt van het ontbreken van een redelijke grond komt de uitspraak van de kantonrechter Overijsel overeen met de eerdere visie van het Hof  ‘s-Hertogenbosch (ECLI:NL:GHSHE:2018:1643) in een soortgelijke zaak. In die zaak was een bestuurder ontslagen drie maanden na zijn benoeming. Het Hof oordeelde dat een bestuurder niet kan worden ontslagen indien deze grond ‘uit het niets’ komt vallen. In de visie van het Hof ‘s-Hertogenbosch is een beroep op het ‘verschil van inzicht’ kansloos als de bestuurder het inzicht van de vennootschap niet eens kende.

Op het punt van het toekennen van de billijke vergoeding zoekt de kantonrechter aansluiting bij de termijn die de arbeidsovereenkomst naar haar inschatting nog zou hebben voortgeduurd indien namens de vennootschap wel duidelijk kenbaar zou zijn gemaakt wat zij van hem verlangde en dat dit niet vrijblijvend was.  De kantonrechter schat in dat de arbeidsovereenkomst nog ongeveer vier maanden langer zou hebben voortgeduurd. Dit komt neer op een billijke vergoeding van afgerond € 37.500 bruto.

Opinie

Die vier maanden inschatting van de kantonrechter is lastig te volgen. Het ligt op de weg van de werkgever om de werknemer te zeggen hoe hij het wil hebben en pas als de werknemer zich daaraan niet wenst te conformeren zou er sprake kunnen zijn van een verschil van inzicht. De inschatting van de kantonrechter dat een dergelijke impasse er na vier maanden waarschijnlijk al zou zijn, is gek te noemen.

In de zaak die voorlag bij het hof werd uiteindelijk benadrukt dat het zeer moeilijk, zo niet onmogelijk was om vast te stellen hoe de carrière van bestuurder was verlopen zonder de opzegging. Rekening houdend met een ruime periode waarin de bestuurder te maken zal hebben met een aanzienlijke terugval in salaris en de zeer onzorgvuldige wijze waarop het ontslag tot stand was gekomen werd de billijke vergoeding daar vastgesteld op een bedrag van € 100.000 (bruto).

De beide bestuurders in de beide casussen hadden nagenoeg hetzelfde salaris. De bestuurder die zijn recht haalde bij het hof ontving dus bijna drie keer zoveel. Het prijskaartje van vier maandsalarissen voor een ondeugdelijk ontslag van een bestuurder die al na vier maanden de deur is gewezen, komt daarmee laag voor.

Voor vragen over dit onderwerp, kunt u contact opnemen met Michiel van Haelst (06-553 944 87).

Dit artikel is gepubliceerd in de Nieuwsbrief Vestius van december 2023