31 aug Nevenactiviteiten naast publieke taken makkelijk te verbieden
Sinds 1 augustus 2022 is het een werkgever niet meer toegestaan om een werknemer zomaar te verbieden werkzaamheden te verrichten voor een ander. De werkgever mag dit enkel verbieden als hij daar een objectieve rechtvaardiging voor heeft, zo staat in artikel 7:653a van het Burgerlijk Wetboek. Een dergelijke objectieve rechtvaardigingsgrond bestaat bijvoorbeeld als de nevenwerkzaamheden concurreren met die van de werkgever (zo bleek onder andere uit een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem Leeuwarden). Ook wanneer het verrichten van arbeid voor een ander zou kunnen leiden tot overtreding van de arbeidstijdenwetgeving, is sprake van een rechtvaardiging.
Integriteit van overheidsdiensten
In de wetsgeschiedenis van artikel 7:653a BW staat ook “de integriteit van overheidsdiensten” expliciet genoemd als voorbeeld van een objectieve reden om nevenactiviteiten te kunnen verbieden. Het verbod op nevenactiviteiten is als uitgangspunt dus toegestaan voor instellingen die zich bezighouden met publieke taken en waar de integriteit van de diensten in het geding kan komen met de nevenactiviteiten. De rechtbank Noord-Holland bevestigt dat in een recent vonnis. Het ging in die zaak om een werknemer die aanvankelijk werkte als boomverzorger voor de gemeente Zaanstad. Hij werkte daarnaast ook, met toestemming van de gemeente, voor bedrijven en particulieren, waarbij hij onder meer snoeiwerkzaamheden verrichtte en het groen in tuinen verzorgde en bijhield. Hij had als zodanig zijn eenmanszaak geregistreerd in het handelsregister.
In mei 2021 promoveerde de boomverzorger naar de functie van Toezichthouder Groen. Bij die gelegenheid mocht hij niet langer binnen de gemeentegrenzen van Zaandam de nevenwerkzaamheden uitvoeren. De gemeente Zaanstad wilde zo (de schijn van) belangenverstrengeling voorkomen. De redenering van de gemeente was dat mogelijke concurrenten van de gemeentemedewerker, de indruk konden krijgen dat hij door en als gevolg van zijn werkzaamheden voor de gemeente Zaanstad, eerder en makkelijker opdrachten kan verkrijgen voor zijn eigen onderneming.
Na de invoering van artikel 7:653a lid 1 BW en de Richtlijn transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden, vocht de werknemer het verbod aan. Hij vroeg de kantonrechter voor recht te verklaren dat het beding nietig is. De kantonrechter weigerde dit. Hij achtte het redelijk dat de gemeente de nevenwerkzaamheden verbood binnen de gemeentegrenzen omdat het zag op de ‘integriteit van overheidsdiensten’, hetgeen expliciet door de wetgever als voorbeeld was genoemd van een objectieve reden. De kantonrechter voegde daar nog aan toe dat het een feit van algemene bekendheid is dat de maatschappelijke ontwikkelingen meebrengen dat steeds hogere eisen worden gesteld aan integriteit en het voorkomen van (de schijn van) belangenverstrengeling, met name bij instellingen die zich bezighouden met publieke taken (zoals een gemeente).
Opinie
Dit is weliswaar plechtig verwoord, maar wel erg algemeen. Bij het bewaken van de integriteit van overheidsdiensten kan men natuurlijk ook te ver gaan. De medewerker had bepleit dat hij geen gebruik maakte van zijn positie en dat derden niet altijd zullen weten dat hij voor de gemeente Zaanstad werkt. Het laat zich goed voorstellen dat de boomverzorger zich oprecht niets kon voorstellen bij een mogelijke belangenverstrengeling, laat staan bij de “schijn” daarvan. Niettemin was de kantonrechter onverbiddelijk; hij werd ook gesteund door het voorbeeld dat was genoemd in de wetsgeschiedenis.
Conclusie
Medewerkers die zich bezighouden met publieke taken kunnen hun borst natmaken. Zij zullen eerder tegen beperkingen van nevenactiviteiten aanlopen dan werknemers in het bedrijfsleven. Een beroep op “de integriteit van de diensten” lijkt een betrekkelijk eenvoudige bezweringsformule voor de werkgever die actief is in het publieke domein en zijn werknemer liever geen nevenactiviteiten ziet verrichten.
Voor vragen over dit onderwerp kunt u contact opnemen met Michiel van Haelst (06-553 944 87).